Inleiding
Een aantal auteurs hebben zich bezig gehouden met de publicatie van serienummers van Rollei cameras. Het meest uitgebreide en waarschijnlijk betrouwbaarste overzicht is dat van Claus Prochnow. Voor zijn boeken zie General TLR Information. Peter Rongsted verrichte veel werk aan het samenbrengen van de lijsten van Prochnow, Parker and Evans, met daarbij de soms verschillende namen die deze auteurs gebruiken. De lijst van Rongsted staat niet meer op het web. De volgende lijsten zijn voornamelijk gebaseerd op het werk van Prochnow en Rongsted. Ze kunnen fouten bevatten en regelmatig duiken camera’s op die niet in het rijtje passen. Ik heb de oorspronkelijke data-base geactualiseerd. I heb nieuwe gegevens toegevoegd en gegevens verwijderd die waarschijnlijk onjuist zijn.
De data azijn eerder gegroepeerd per cameralijn dan zuiver sequentieel op serienummers of chronologisch op basis van het jaar van productie. E- and E2-modellen zijn samengevoegd, omdat de E2 is gebaseerd op het E-model. De E3, gebaseerd zijnde op het F-model, is gevoegd bij de F-lijn.
In de camera-industrie was het gebruikelijk blokken nummers toe te kennen op basis van productieplannen. Als gevolg hier van is een serienummer niet eenvoudig herleiden tot een productiedatum. Soms is een hele productie vertraagd en krijgt een andere met hogere nummers voorrang. De productie van de Rolleiflex 2.8 C, met Xenotar objectieven begon voor die van de 2.8 C met Planars hoewel deze laatste run een blok met lagere nummers heeft. De levering van Planars uit de nieuwe Zeiss-fabrek in Oberkochen, zal zijn vertraagd. Een ander voorbeeld is het 3.5 E2 model 2 dat hogere nummers heeft dan de 3.5 E3. Wellicht werd voor het 2e model E2 op het laatste moment besloten de resterende voorraad 5-element lenzen op te maken. Het F-model was al aangepast voor de 6-element lenzen and spoedig voorziene productie van de E3 zou ook de 6-element Planars en Xenotars krijgen. Uiteindelijk besloot ik dat zowel sequentieel volgens nummer als chronologisch op jaar van productie verwarrend zou zijn en opteerde ik voor groepering op cameralijn: alle A’s bij elkaar, dan alle B’s, etc.
Ik ontvang regelmatig berichten van eigenaars van Rolleiflex die schrijven dat zij een camera bezitten met verkeerde onderdelen, of soms dat ik het fout heb. Vaak gaat het over de opnamelens. Het is en onderdeel dat gemakkelijk kan worden vastgesteld. Ik heb al verklaart dat serienummers gewoonlijk vooraf werden toegekend op basis van productieplannen en doorgaans niet gebaseerd op werkelijke productie. Voor de latere gecodeerde nummers geldt overigens wel dat ze gebaseerd zijn op werkelijke productie. De nummers zelf zijn overigens aangebracht op weinig significante onderdelen, als naamplaatjes, die uiteindelijk werden aangebracht op bijna klare camera’s en kunnen dan ook niet echt worden vergeleken met chassisnummers. Zoals alle onderdelen werden naamplaatjes geproduceerd in vrij grote partijen en ze werden niet op nummer bewaard. Ik heb de fabriek bij twee gelegenheden bezocht. Tijdens mijn bezoek van 2003 werd de Rolleiflex FX geproduceerd.
Plaats van het serienummer
Op Rolleicords en Rolleiflex twee oog reflexen kan het serienummer gevonden worden op een van de volgende plaatsen.
- De vroege Rolleicords I hebben geen formeel serienummer. Het lensnummer van de opnamelens is het is het officiële nummer. Deze camera’s hebben wel een soort chassisnummer, dat echter alleen voor intern fabrieksgebruik was.
- Voorop of bovenop het Rolleicord of Rolleiflex naamplaatje. Afkortingen als DBP, DRP, DBGM or DRGM geven aan dat het model is beschermd door octrooien of dat het ontwerp is beschermd. Ze zijn niet relevant voor model of serienummer.
- Op latere Rolleiflex camera’s is het serienummer afgedrukt onder de opnamelens op het sluiterhuis. Het nummer wordt doorgaans voorafgegaan door de naam van het camera model.
- Vanaf de Rolleiflex 2.8 GX is het serienummer weer afgedrukt boven op het naamplaatje.