tweeoogreflex.nl

Naar Rolleigrafie: Fotografie met de Rollei

© 2022 Ferdi Stutterheim

Thuis > Tweeoogige spiegelreflex > Rolleiflex 6×6 cm

Rolleiflex E Photo Karl Keung
Foto van een Rolleiflex 2,8 E, nog in nieuwstaat.
Foto © 2008 Karl Keung. Foto met dank aan Karl Keung.

Pagina Index

De vooroorlogse - en vroege naoorlogse Rolleiflex

De vooroorlogse Rolleiflex

In December 1928 werden 10 prototypes vervaardigd. Het Eerste Model en een Overgangsmodel volgden in 1929. Beide modellen werden aangeboden met 1:4.5 en 1:3.8 f=7,5 cm Tessars en werden in kleine aantallen gemaakt. Het Tweede Model werd eveneens aangeboden met de zelfde keuze aan objectieven in de jaren 1929 tot 1932. De Rolleiflex Standaard uit 1932 was een aanzienlijk verbeterd ontwerp. Niet alleen werden de filmkamers vergroot voor 120 film, ook nieuwere constructies ontwikkeld voor de 4×4 Rolleiflex werden nu gebruikt voor het Standaard model.

Rolleiflex Automat

Een belangrijke mijlpaal was de Rolleiflex Automat uit 1937 die een ‘Grand Prix’ won op de Wereldtentoonstelling van Parijs. Automat betekende in die tijd niet meer dan automatisch filmtransport voor rolfilm. Fotografen droomden nog niet eens van automatische belichting laat staan automatische scherpstelling. Toch was automatisch filmtransport, waarbij van zelf werd gestopt voor de eerste opname, een belangrijke innovatie voor rolfilmcamera’s die door andere fabrikanten niet werd gerealiseerd.

Rolleiflex 3,5 en 3,5 A

De naoorlogse Rolleiflex 3,5 en de Rolleiflex 3,5 A (ook de latere Rolleiflex 3,5 B) waren gebaseerd op de vooroorlogse Rolleiflex Automaat. Als opnamelenzen werden de 3,5/75 mm Carl Zeiss Jena Tessar, de Zeiss Opton Tessar of de Schneider Xenar gemonteerd. De overgang van Oost-Duitse (Jena) naar West-Duitse (Opton en Schneider) optiek hing samen met leveringsproblemen als gevolg van de naoorlogse deling van Duitsland. De zoekerlens is een 2,8/75 mm triplet.Tot en met model 3,5 B had de Rolleiflex de tot dan toe gebruikelijke non-lineaire set sluitertijden.

Rolleiflex 2,8 A

Na de Tweede Wereldoorlog kwam een duur model met de grotere lensopening van 1:2,8 op de markt, uitgerust met een Carl Zeiss Jena 2,8/80 mm Tessar. De bestaande Rolleiflex Standaard 3,5 en de voordelige Rolleicord werden verder geproduceerd. Deze Rolleiflex 2,8 werd later veelal aangeduid als Rolleiflex 2,8 A. De Rolleiflex 2,8 was voornamelijk gericht op de Amerikaanse markt. Voor het naoorlogs Europa - verarmd door de oorlog - was de prijs eenvoudig te hoog.

De 2,8 Tessars waren voor de oorlog al geproduceerd bij Carl Zeiss Jena voor de Zeiss Ikon Ikoflex, maar nooit gebruikt. Na de oorlog werden de ongemonteerde objectieven gekocht door Franke & Heidecke voor de Rolleiflex 2,8. Voor de oorlog was harde lenscoating nog min of meer geheim, zeldzaam en beperkt tot producten met een militair doel. Na de oorlog was coating heel gewoon geworden dus de lens elementen werden alsnog “state of the art’ T gecoat bij Zeiss. Gedurende dit proces zijn een aantal elementen teruggeplaatst in de verkeerde set. Op dit punt is het van belang te weten dat Carl Zeiss lenselementen bij elkaar zoekt om kleine lensfoutjes te compenseren. De ene kleine afwijking compenseert een andere, zodat toch een compleet objectief ontstaat dat aan de specificaties voldoet. In dit geval zijn bij ongeveer een derde deel van de Tessars niet-uitgezochte elementen geleverd, met als resultaat slechte optische prestaties. Toen dit duidelijk werd, heeft Franke & Heidecke alle 2,8 A camera’s teruggeroepen om de CZ Jena Tessars te vervangen door nieuwe Opton Tessars van Zeiss Oberkochen.

Een Rolleiflex 2.8 A met een originele CZJ Tessar is een aardig collector’s item. In theorie is er een kans van 2 op 3 voor een goed presterende CZJ Tessar, maar het is mogelijk dat tevreden klanten niet de moeite hebben genomen om het objectief te laten vervangen. Serieuze verzamelaars moeten op zoek naar een Rolleiflex 2,8 A met een slecht presterende Jena Tessar. ;-)

Rolleiflex 2,8 B

Terwijl de 3,5 Tessar een uitstekende lens is, heeft de grotere 2,8 Tessar zo zijn beperkingen. f/2.8 Is zo ongeveer de grootst mogelijke lensopening voor een objectief van het Tessar-type, maar het gaat wel enigszins ten koste van de kwaliteit. Een andere overweging was dat de aantallen geproduceerde objectieven bij het nieuw opgerichte Zeiss Opton nog erg beperkt waren in de vroege naoorlogse jaren. Een betere optie leek een nieuw objectief met 5 elementen van Zeiss Jena: the Biometar. Dit objectief werd gemonteerd op de Rolleiflex 2,8 B, maar gedurende de productie bleek het steeds moeilijker objectieven uit Jena, in de Russische bezettingszone, naar West-Duitsland te krijgen.

De latere naoorlogse Rolleiflex

Rolleiflex 3,5 B

De Rolleiflex 3,5 B had de nieuwe Synchro-Compur sluiter met de sinds die tijd gebruikelijke set van lineaire sluitertijden zoals 1/125 and 1/30 in plaats van 1/100 en 1/25 s. De nieuwe sluiter was nodig voor het LichtWaarden Systeem (LWS).

Rolleiflex 2,8 C

Het West-Duitse equivalent van de Biometar, de Planar - genoemd naar een eerder sterk verschillend ontwerp - werd met tenminste twee jaar vertraging geleverd. De Zeiss-fabriek in Oberkochen werkte onder moeilijke omstandigheden wat betreft grondstoffen en werktuigen. De Schneider Xenotar, een vergelijkbaar ontwerp, werd gebruikt als vervanger. Beide objectieven werden gebruikt voor de Rolleiflex 2,8 C. Het eerste blok serienummers, gereserveerd voor de Rolleiflex 2,8 C camera’s voorzien van Planars werd toegekend in 1951 of ’52. Productie van deze serie begon echter eerst in 1954. Inmiddels was de productie met de sneller leverbare Xenotars in 1952 al begonnen, met een nieuw blok hogere serienummers.

Rolleiflex 2,8 D

De belangrijkste vernieuwing bij de Rolleiflex 2,8 D is het Lichtwaarden Systeem (LWS). Het LWS is bedoeld om belichting te vergemakkelijken. Voor fotografen met hun wortels stevig in de 21ste eeuw is dat moeilijk te geloven. Om het LWS te laten werken heeft de Rolleiflex 2,8 D de nieuwe Synchro-Compur met de set lineaire sluitertijden. In het LWS wordt de belichting als één getal opgegeven; diafragma en sluitertijd worden op deze waarde met elkaar verbonden. Bij verstellen van de sluitertijd, wordt het diafragma overeenkomstig aangepast zodat de belichting onveranderd blijft en omgekeerd. Het werkt eigenlijk best wel aardig, zo lang je de externe belichtingsmeter maar instelt op weergave in lichtwaarden. Dat kan eigenlijk nog steeds op moderne belichtingsmeters.

De Rolleiflex met belichtingsmeter

Rolleiflex 3,5 C

In een aantal landen is de camera ook bekend als Rolleiflex 3.5 E. De Rolleiflex 3,5 C kreeg een 3,5/75 mm Planar of Xenotar objectief en kon ‘af fabriek’ worden voorzien van een ongekoppelde belichtingsmeter met een Seleniumcel. De gebruiker kon de meter achteraf ook zelf nog aanbrengen of demonteren. De camera is voorzien van de Synchro-Compur sluiter en LWS.

Rolleiflex 2,8 E

De Rolleiflex 2,8 E heeft de Synchro-Compur sluiter, LWS en de ongekoppelde belichtingsmeter met een Seleniumcel.

Wide-Angle Rolleiflex 1290, Photo F.W. Stutterheim
Foto van een Groothoek-Rolleiflex. Let op de Newton-zoeker en de grote Bajonet IV zonnekap en filterringen. De moderne groothoek, de Rolleiflex 4,0 FW, heeft geen Newton-zoeker. De zonnekap is een moderne voor de Rolleiflex 4,0 FW maar heeft een authentiek uiterlijk. Het serienummer zou zichtbaar moeten zijn onder de opnamelens. Dat is niet het geval; mijn oude en goede vriend Yp, die mij de camera verkocht, zei dat hij het lenspaneel moest vervangen. Onder het venstertje van de opnameteller is het z.g. ‘oortje’ te zien dat aangeeft dat het filmtransport is aangepast voor 12 en 24 opnamen.
Foto ©2020  F.W. Stutterheim

Groothoek-Rolleiflex

De Groothoek-Rolleiflex heeft een Newton-zoeker met een scharnierende klep die naar voren opent. Alle Groothoeken zijn geschikt voor het gebruik van een planparallelle glasplaat in het filmvenster om vlakligging van de film te bevorderen. Vanaf het begin van de productie tot aan 1966 hebben de camera’s zogenaamde halve manen onder de bevestigingspunten voor de draagriem. Vanaf 1965 werd een gemodificeerd filmtransport ingebouwd, geschikt voor 12 en 24 opnamen. Deze informatie is ontleent aan de Rollei Reparatiehandleiding. Dit betekent dat, voorzover niet gemonteerd, de zijwand kan worden vervangen door een met de 12/24 schakelaar. De laatste 404 exemplaren, geproduceerd tussen medio 1965 en eind 1967 zijn voorzien van de zijwand met die schakelaar voor 12 en 24 opnamen (120 en 220 rolfilm). Deze laatste camera’s worden het Tweede Model Groothoek-Rolleiflex genoemd. De afbeelding laat zien dat mijn Groothoek-Rolleiflex nog wel de halve manen heeft en ook het zogenaamde ‘oortje’ dat kenmerkend is voor het 12/24 opnamen filmtransport, maar niet de zijwand met de schakelaar. Dat plaatst de geboorte van de camera in 1965. Jammergenoeg heeft camera geen serienummer als gevolg van een vervangen lenspaneel. De Groothoek-Rolleiflex heeft een afneembare zoekerkap. Let er bij aankoop op dat de Newton-zoekerkap er op zit en niet de gwone kap. Het is eenvoudig vast te stellen.

Tele-Rolleiflex 1018, Photo F.W. Stutterheim
Foto van een Tele-Rolleiflex met Rolleinar 0,35. Het is het Eerste Model Tele. De camera heeft de halve manen en geen ‘oortje’.
Foto ©2019  F.W. Stutterheim

Tele-Rolleiflex

De zoekerkap van de Tele-Rolleiflex heeft een normale ‘sportzoeker’ met een kleinere opening in verband met de kleinere beeldhoek van de 135 mm lens. De afbeelding toont een Eerste Model Tele-Rolleiflex (6420 exemplaren.) geschikt voor de planparallelle glasplaat en dus een filmaandrukplaat met drie standen: 35 mm kleinbeeldfilm, rolfilm 120 film met, en rolfilm 120 film zonder de glasplaat. Kenmerkend voor het Eerste Model zijn de halve manen onder de bevestigingspunten voor de draagriem. Kort voor het einde van dit model werd het nieuwe 12/24 opnamen filmtransport gemonteerd, zichtbaar aan het z.g. ‘oortje’. Dit wordt het Tussenmodel genoemd (452 exemplaren). Het Tussenmodel kan gemakkelijk worden omgebouwd tot Tweede Model door de zijwand te vervangen. In de V.S. waar rolfilm 220 populair was, kon bij sommige werkplaatsen tot ver in de 21ste eeuw nog een zijwand worden vervangen. Het Tweede Model is niet langer geschikt voor de glasplaat maar heeft wel de 12/24 opnamen schakelaar (1618 exemplaren.).

De 135 mm Sonnar van de Tele-Rolleiflex was bedoeld voor portretopnamen. De verstelling van het lenspaneel is echter beperkt tot 8 mm waardoor scherpstellen mogelijk is van 2,60 m - ∞. Dat is in feite te ver af voor een opname van alleen het hoofd, tenzij een Rolleinar 0,35 voorzetlens wordt gebruikt. Mede daarom was de Tele geen commercieel succes. Een andere reden was dat portretten uitstekend konden worden gemaakt met een gewone Rolleiflex door een uitsnede van het beeld te maken. Fotografen hadden dat al sinds jaar en dag gedaan. Een prototype Tele-Rolleiflex met verlengde uittrek werd ontwikkeld, maar de fabriek besloot deze lijn niet verder te vervolgen. Voorlopig althans. De voorkeur had de ontwikkeling van een eenogige spiegelreflex met verwisselbare objectieven. Zowel de Tele als de Groothoek lagen lang op de plank. Tegenwoordig is er meer belangstelling voor. Later zou de fabriek alsnog een Tele met langere uittrek produceren, de Rolleiflex 4,0 FT, voornamelijk door een grote order uit Japan. De verlengde uittrek gaan we ook terugzien in de Rolleiflex FX-N.

Het Tele-model heeft een afneembare zoekerkap. Let er bij aanschaf op dat de juiste zoekerkap er op zit en niet de standaard kap. De vierkante opening naar voren is maar iets kleiner en valt dus minder op. Natuurlijk is de camera te gebruiken met een standaard zoekerkap maar de doorzichtzoeker is niet te gebruiken en de camera zal later moeilijker te verkopen zijn zonder de echte kap.

De klassieke topmodellen

Rolleiflex 3,5 F

De Rolleiflex 3,5 F werd mogelijk doordat een nieuwe Synchro-Compur sluiter met ingebouwde differentieel beschikbaar kwam. Deze differentieel-sluiter vinden we in de types 1 en 2 van de Rolleiflex 3,5 F. De belichtingsmeter is mechanisch gekoppeld aan zowel het diafragma als de sluiter. De sluiter heeft tussen de bovenste ring voor de sluitertijden en de daar onder liggende ring voor de diafragma’s nog een tussenliggende ring, die door middel van een planeetwiel verbonden is met beide andere. De ‘volgnaald’ van de belichtingsmeter is eveneens verbonden met het planeetwiel. Door de sluiter een stop langzamer te stellen en het diafragma een stop kleiner wordt de aanvankelijke beweging van het planeetwiel gecompenseerd, waardoor de volgnaald in de oorspronkelijke positie terugkeert en de belichting dus onveranderd blijft. Iedere verstelling van sluitertijd dan wel diafragma wordt door de volgnaald als afwijking weer gegeven. De fotograaf heeft daardoor de keuze om ofwel de sluitertijd, dan wel het diafragma te gebruiken om de volgnaald in lijn te brengen met de indicatornaald van de belichtingsmeter.

Type 1 Rolleiflex 3,5 F heeft sluiter en diafragma nog gekoppeld. Een erfenis van de Rolleiflex 3,5 C (E). Dit was onnodig en eigenlijk onhandig. Vanaf Type 2 werken diafragma en sluiter onafhankelijk. Dat zou een reden kunnen zijn om het Eerste Type te vermijden ten gunste van latere.

Door de Rolleiflex 2,8 F had de fabriek de beschikking over een externe kegelwiel-differentieel gekregen. Voor Type 3 Rolleiflex 3,5 F werd de differentieel-sluiter vervangen door de gewone Synchro-Compur MXV samen met de eigen kegelwiel-differentieel. Dit is naar mijn mening het aantrekkelijkste type Rolleiflex 3,5 F. Geen onhandige koppeling van diafragma en sluitertijd, geen wat stijver draaiende differentieel-sluiter en wel de Planar of Xenotar met zes elementen. De objectieven met zes elementen waren niet zo zeer bedoeld als optisch beter; volgens Prochnow kon de vereiste kwaliteit met vijf elementen lastig worden bereikt (Claus Prochnow, Rollei Report 2) en ondanks een extra element waren de productiekosten uiteindelijk lager.

Rolleiflex 2,8 F

Het toppunt van het klassieke tweeogige spiegelreflex-programma was de Rolleiflex 2,8 F, met een Selenium-belichtingsmeter, mechanisch gekoppeld aan diafragma en sluitertijden. De ontwikkeling was in gang gezet door de firma F. Deckel, maker van de Compur sluiters die een Synchro-Compur differentieel-sluiter aanbood, vooralsnog alleen voor de kleine 3,5 lensopening. Rollei bood de Rolleiflex 3,5 F aan vanaf 1958. Een grotere differentieel-sluiter zou er nooit komen en Rollei moest zelf een kegelwiel-differentieel ontwikkelen. De Rolleiflex 2,8 F kwam pas twee jaar later in 1960 op de markt.

De Rolleiflex 2,8 F werd geproduceerd tot 1981 toen Rollei-Werke Franke & Heidecke voor het eerst bankroet ging. Gelukkig kon de fabriek een doorstart maken. Beperkte aantallen speciale edities werden nog geproduceerd van voorradige onderdelen.

Rolleiflex E2 en E3

Sommige beroepsfotografen gaven de voorkeur aan hun externe belichtingsmeters; camera’s zonder belichtingsmeter werden daarom naast die met belichtingsmeters aangeboden om hen ter wille te zijn. Schrijf nu eens naar Nikon of Canon.

De Rolleiflex 3,5 E2 was gebaseerd op de Rolleiflex 3,5 C (E), maar had wel een afneembare zoekerkap. De Rolleiflex 3,5 E3 was afgeleid van de Rolleiflex 3,5 F, maar dan zonder belichtingsmeter en differentieel. Beide meterloze types konden achteraf wel worden voorzien van het vorige model twee-bereik ongekoppelde belichtingsmeter. De gebruiker kon (kan) dit zelf doen.

De Rolleiflex 2,8 E2 uit 1959 kwam een jaar eerder uit dan de eerste Rolleiflex 2,8 F. De Rolleiflex 2,8 E2 is een Rolleiflex 2,8 E met de nieuwe afneembare zoekerkap. Camera’s werden aanvankelijk zowel met als zonder de ongekoppelde belichtingsmeter aangeboden. Toen de Rolleiflex 2,8 F productie eenmaal op gang was, besloot men de meterloze camera’s te bouwen uit onderdelen van het F-type in plaats van E-onderdelen. Dit werd de Rolleiflex 2,8 E3. The Rolleiflex 2.8 E3 was ook geschikt voor de planparallelle glasplaat. Zowel de Rolleiflex 2,8 E2 als de Rolleiflex 2,8 E3 konden achteraf worden voorzien van een ongekoppelde belichtingsmeter. Productie-aantallen van beide camera’s waren laag.

Rolleiflex 2.8 GX 1254, Photo F.W. Stutterheim
Foto van Ferdi’s Rolleiflex 2,8 GX model 1. De bevestigingspunten voor de draagriem komen overeen met die van de Rolleiflex SL 66.
Foto ©2020  F.W. Stutterheim

De Rolleiflex van de moderne tijd

Rolleiflex 2,8 GX

In de tachtiger jaren van de vorige eeuw werd de Rolleiflex 2,8 GX geïntroduceerd door Rollei Fototechnic. Om productiekosten te besparen veloor de 2,8 GX het automatisch laden van de film met transport naar de eerste opname, maar behield wel het automatisch transport naar de volgende opnamen. Bij het laden van de film moet een merkteken op de achterkant van het beschermende papier in lijn worden gebracht met een rode punt naast het filmvenster, net zoals bij de Rolleicord. Hierna kan de achterwand worden gesloten en na bediening van de transportslinger transporteert de film naar de eerste en volgende opnamen. Een moderne belichtingsmeter met automatische DDL flitsbelchting werd nu gemonteerd. Het einde van de productie van de Tweeogigen werd regelmatig aangekondigd, maar de fabriek bleef speciale edities uitbrengen van de 2,8 GX (model 2). In dit Model 2 is de Synchro-Compur sluiter vervangen door een van Japanse makelij. Een volledig mechanische sluiter blijkt een kostbaar onderdeel te zijn en het Prontor-Werk accepteerde alleen grote orders voor de Synchro-Compur. Rollei bleek de laatst overgebleven klant te zijn voor deze sluiter.

Rolleiflex 2,8 FX
Foto van een Rolleiflex 2,8 FX. Let op de vooroorlogse belettering van de naamplaat.
Foto © 2008 Charles Lin. Foto met dank aan Charles Lin.

Rolleiflex 2,8 FX

Het ‘retro’ voorkomen van de Rolleiflex 2,8 FX herinnert aan de klassieke Rolleiflex 2,8 F door het gebruik van een vooroorlogse stijl belettering, een draagriem met ophanging in ‘schaarstijl’ zoals vroeger. Andere details zijn ‘Croco leer’ en opnieuw een verchroomede lijst om de achterwand. De technische specificaties zijn exact gelijk aan het vorige model. In april 2002 werd de productie van de 2,8 GX gestaakt en bleef vooreerst alleen de Rolleiflex 2.8 FX over.

Rolleiflex 2,8FX-N
Foto van een Rolleiflex 2,8 FX-N met alleen een buitenbajonet IV. Voor het gebruik van filters is een adapter nodig. De bevestigingspunten voor de draagriem zijn weer in authentieke style.

Rolleiflex 2,8 FX-N

De Rolleiflex FX-N is een aangepaste versie van de FX. Door een langere uittrek van het lenspaneel kan nu scherpgesteld worden vanaf 55 cm in plaats van 90 cm. De opnamelens is a S-Apogon 2.8/80 mm HFT met grootte IV voor de buitenbajonet en geen binnenbajonet. Een speciale adapter is nodig voor het gebruik van filters.

Rolleiflex 4,0 FW

De nieuwe groothoek Rolleiflex 4.0 FW werd geleverd sinds mei 2003. De camera is voorzien van een 50 mm Schneider Super-Angulon opnamelens. Enkele glassoorten van de oorspronkelijke Zeiss Distagon waren inmiddels uit productie. Het oorspronelijke Distagon-ontwerp kon daarom niet meer worden geproducerd. Gelukkig was de Schneider Super-Angulon als alternatief beschikbaar. De Rolleiflex 4.0 FW heeft geen Newton-zoeker en ook geen doorzichtzoeker. Een gelukkige bijkomstigheid is dat nieuwe lensdoppen en zonnekappen in bajonet IV weer beschikbaar kwamen voor eigenaren van de klassieke Groothoek-Rolleiflex.

Rolleiflex 4,0 FT

De nieuwe Tele-Rolleiflex kwam in 2004. The 4,0 FT heeft een langere uittrek van het lenspaneel waardoor ingesteld kan worden vanaf 1,5 meter in plaats van 2,6 meter voor de oude Tele. De basis voor deze verbetering gaat terug tot 1963 en een prototype van Friedrich Sommermeyer dat kon scherpstellen vanaf 1,5  maar dat niet tot productie kwam.

In 1969 ontwierp Sommermeyer nog een Tele-Rolleiflex met een nieuwe 150 mm Sonnar lens. Dit prototype was een Tele-Rolleiflex 4,8/150 mm met een bajonet IV voor accessoires. In 1970 besloot de directie echter dat de tijd voor kleine series voorbij was en dat het tijd was voor massaproductie van de SL35.

Slotwoord

De laatste jaren worden geen Tweeogige Spiegelreflexen meer gebouwd door DW Photo, de huidige fabrikant van Rolleiflex camera’s. Of er nog een (kleine) markt voor is, is onzeker. Een feit is dat mechanische centraalsluiters niet meer worden gemaakt. De fabriek maakt weliswaar eigen sluiters voor de Rolleiflex Hy6, maar de gebruikte lineair motortjes nemen veel plaats in en het lijkt mij dat die niet zonder meer inpasbaar zijn in de beperkte ruimte van het lenspaneel van een Tweeogige. Ook moet dan wellicht plaats worden gevonden voor een krachtiger batterij.

Bronnen